Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is in. Een groeiend aantal bedrijven is zich bewust van hun plaats in de maatschappij en ontplooit op dat terrein allerlei activiteiten. Daarbij kunt u denken aan: de sponsoring van de plaatselijke voetbalvereniging tot het in dienst nemen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook wordt er steeds meer gelet op inkoop, waarbij men zich vragen stelt als: ‘Is bij de vervaardiging van dit product kinderarbeid te pas gekomen?’ Of: ‘Hebben de arbeiders hiervoor een eerlijk loon ontvangen?’ Maar de activiteiten verschillen sterk per bedrijf.

Ook de verslaggeving zelf verschilt

Ook de verslaglegging per bedrijf verschilt. Sommige bedrijven volstaan met een zelfverklaring die zij ieder jaar weer moeten aanpassen of aanvullen. Andere nemen een aparte paragraaf ‘MVO’ op in het jaarverslag. Maar het komt ook voor dat bedrijven een Transparantieverslag of MVO-Jaarverslag opstellen.

Deze MVO-verslagen – in welke vorm of onder welke titel dan ook – worden niet alleen geschreven om de aandeelhouders te informeren, maar ook om aan de buitenwereld – en met name de consument – te laten zien dat het bedrijf zich bewust is van zijn maatschappelijke positie. Het is mijn stellige overtuiging dat we hier voor een deel met ‘window-dressing’ te maken hebben. Er zijn bedrijven die inderdaad de plaatselijke voetbalclub sponsoren, maar zij worden daarbij vaker gedreven door commerciële belangen dan door maatschappelijke.

Doordat bedrijven sterk wisselende activiteiten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen ontplooien en hierover op verschillende manieren verslag van doen, is het onmogelijk om bedrijven met elkaar te vergelijken, laat staan om algemene conclusies te trekken omtrent de omvang en het niveau van maatschappelijk verantwoord ondernemen in Nederland.

Standaardisatie is mogelijk

Toch zijn hiervoor wel instrumenten beschikbaar. In 1997 werd in Boston de Global Reporting Initiative (GRI) opgericht. Deze organisatie kwam voort uit twee non-profit organisaties: the Coalition for Environmentally Responsible Economies (CERES) en het Tellus Institute. Sinds 1997 heeft GRI verschillende standaarden ontwikkeld, die bedrijven kunnen gebruiken om verslag te doen van hun activiteiten op het gebied van duurzaamheid. Deze standaarden zijn vrij toegankelijk en te downloaden van hun website www.globalreporting.org. Ook bieden zij een opleiding aan voor individuen om het zogenoemde G4-Certificaat te kunnen behalen en als reporter bedrijven te ondersteunen bij het opstellen van hun Duurzaamheids- of MVO-Jaarverslag met gebruikmaking van de GRI-Richtlijnen.

Daarnaast heeft – ook in de Verenigde Staten – de Sustainability Accounting Standards Board (SASB) voor (bijna) iedere bedrijfstak een instrument ontwikkeld waarmee ondernemers niet alleen MVO kunnen implementeren binnen hun eigen bedrijf, maar daarover ook op een gestandaardiseerde manier verslag van te kunnen doen*. Ook de SASB onderscheidt verschillende Kernonderwerpen, te weten:

  1. Milieu (Environment)
  2. Sociaal Kapitaal (Social Capital)
  3. Menselijk Kapitaal (Human Capital)
  4. Bedrijfsmodellen en innovatie (Business Model and Innovations)
  5. Leiderschap en Bestuur (Leadership and Governance)

In de Gids worden de verschillende kernonderwerpen verder uitgewerkt.

Ten slotte is een aantal jaren geleden de ISO Richtlijn 26000 ontwikkeld en gepubliceerd. ISO 26000 heeft specifiek betrekking op MVO. Binnen de Richtlijn worden de volgende 7 kernonderwerpen onderscheiden:

  1. Behoorlijk bestuur
  2. Mensenrechten
  3. Arbeidsomstandigheden
  4. Milieu
  5. Eerlijk zaken doen
  6. Consumentenaangelegenheden en
  7. Maatschappelijke betrokkenheid en ontwikkeling.

Onder andere deze kernonderwerpen worden verder uitgewerkt en van voorbeelden voorzien in de publicatie ISO 26000: Handleiding voor MVO**. Ook gaat deze publicatie in op de achtergronden van MVO en de 7 principes die te onderscheiden zijn.

Het is ook slim om voor een bedrijfstak een standaardmodel te ontwikkelen en niet voor bedrijven. Immers, binnen een en dezelfde bedrijfstak zullen producten en productieprocessen van de tot de bedrijfstak behorende bedrijven overeenkomen. De grafische industrie bijvoorbeeld zal iets willen en kunnen zeggen over de herkomst van hun papier, hetgeen voor autodealers van weinig tot geen belang is. Daarnaast is een standaard voor bedrijven een hulpmiddel om verslag te doen van al haar maatschappelijke activiteiten. Blijkt dat op een bepaald onderdeel het bedrijf niets heeft ondernomen, dan is dat automatisch een actiepunt voor het volgende jaar.

Door per bedrijfstak een MVO-standaard te ontwikkelen, wordt het mogelijk om:

Bedrijven met elkaar te vergelijken
De reikwijdte van MVO binnen een bedrijfstak te kunnen vaststellen en
Vergelijkingen tussen verschillende bedrijfstakken te maken.

Ook binnen Nederland mogelijk

Een dergelijke systematiek zoals ontwikkeld door de SASB is in Nederland nog onbekend. Sterker nog, ook de implementatie van ISO 26000 staat bij ons nog in de kinderschoenen. Toch zou het ook voor het Nederlandse bedrijfsleven van belang zijn dergelijke standaarden te ontwikkelen en te implementeren. Immers, wil ons bedrijfsleven niet op achterstand raken ten opzicht van bedrijven in het buitenland, dan zullen ook Nederlandse ondernemers zich ervan bewust moeten worden dat implementatie van MVO-maatregelen en verslaglegging daarover onontkoombaar zijn.

Het wordt tijd dat wij ons in Nederland buigen over de ontwikkeling van dergelijke standaarden per bedrijfstak. Dan kan ook per bedrijfstak de omslag naar circulair ondernemen makkelijker worden gemaakt. Beter nog, ook de overheid zou de ontwikkeling ervan zich moeten aantrekken en stimuleren. De handhaving van degelijke MVO-standaarden zou kunnen geschieden door de AFM, zoals dat in de Verenigde Staten ook lijkt te gaan gebeuren door de SEC.

* Implementation Guide for companies, SASB, San Francisco, 2016.
** ISO 26000: Handleiding voor MVO, Lars Morais en Timo Cochius, Van Gorcum, Assen 2010.